“Ik ben niet bang voor de boze wolf, ‘k ben niet bang, ‘k ben niet bang. Ben niet bang voor de boze wolf. Ben niet bang.”
Â
Bijna iedereen heeft de regels uitÂ
het kinderliedje wel eens gehoord.Â
Kinderen zingen dit overdag lachend, maar ’s nachts in het donker is er de angst voor de wolf. De angst voor het donker. Ook voor het donker in zichzelf.Â
Donker en licht. Ze geven elkaars bestaansrecht. Zonder licht geen donker. Zonder donker geen licht.Â
In de winter viert het donker zijn piek. En in de winter keert ook het licht terug.Â
Hoe kun je de metaforen donker en licht natuurlijk inzetten. Wat zijn de natuurlijke reacties op overgangen tussen  licht naar donker. En hoe breng je iemand op weg naar schaduw en naar licht?Â